Grondwettelijk Hof vernietigt afbraakbepaling binnen het appartementsrecht
vrijdag 21 februari 2020
Door een arrest dat gisteren (20/2/2020) door het Grondwettelijk Hof werd uitgesproken moeten voortaan opnieuw alle mede-eigenaars van een appartementsgebouw akkoord gaan met de afbraak en de heropbouw ervan. Sinds de laatste wijziging van de Wet op de Mede-eigendom, die op 1 januari 2019 in werking trad, gold hiervoor een 4/5 meerderheid. Maar die bepaling heeft het Hof nu vernietigd.
De 4/5 meerderheid volstond op voorwaarde dat de afbraak nodig is voor de hygiëne, voor de veiligheid of bij disproportionele renovatiekosten aan het gebouw. Voor de wetswijziging van 2018 was er unanimiteit vereist, waardoor één tegenstander binnen de mede-eigenaars alles kon tegenhouden. Om de transitie van zwaar verouderde appartementsblokken naar een duurzame nieuwbouw vlotter te laten verlopen had men deze versoepeling ingesteld.
Een projectontwikkelaar trok tegen deze bepaling echter naar het Grondwettelijk Hof omdat ze vond dat ze een onverantwoorde inmenging in het appartementsrecht met zich meebracht. Zij wees erop dat een mede-eigenaar van een appartementsgebouw zijn beschikkingsrecht over zijn privatieve kavel niet meer in handen heeft, gelet op de beslissingsbevoegdheid van de VME met een meerderheid van 4/5 van de stemmen. Een mede-eigenaar kan, zelfs indien hij daartegen gekant is, worden geconfronteerd met de sloop en/of heropbouw van het gebouw waaronder zijn privatieve kavel.
De mede-eigenaar heeft wel de mogelijkheid om afstand te doen van zijn kavel ten gunste van de andere mede-eigenaars indien de waarde ervan lager is dan het aandeel dat hij ten laste zou moeten nemen in de totale kostprijs van de werken, in voorkomend geval tegen een in onderling akkoord vastgestelde vergoeding of tegen een door de rechter vastgestelde compensatie.
Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de wetgever wel degelijk rekening had gehouden met het belang van de mede-eigenaar die gekant is tegen een beslissing tot afbraak. Toch oordeelde men dat het de wetgeving aan bijkomende waarborgen ontbreekt. Zo stelt het Hof expliciet dat, gezien de bepaling ter zake ertoe kan leiden dat een mede-eigenaar afstand moet doen van zijn eigendomsrecht, de VME haar beslissing op eigen initiatief kenbaar moet maken bij de vrederechter en dat de vrederechter de wettigheid van de beslissing kan beoordelen en aan een deskundige advies kan vragen over de geschiktheid van het compensatiebedrag. Als deze waarborg kan worden ingevuld kan de 4/5 meerderheidsregel mogelijk opnieuw in werking treden. Wordt ongetwijfeld vervolgd.