Dit nieuws is 6 jaar oud en is mogelijk niet meer actueel. Consulteer het nieuwsoverzicht voor up-to-date nieuws.
Gisteren (24/10) werd in de Plenaire vergadering van het Vlaams Parlement het Vlaams Huurdecreet aangenomen, dat in werking treedt op 1 januari 2019 (uitgezonderd de bepalingen rond de huurwaarborg - art. 37). Dit artikel zal in werking treden op het moment dat het toekomstige Besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van een huurwaarborglening bepaalt. Dit besluit voorziet eveneens in een inwerkingtreding van art. 37 op 1 januari 2019 en gaat nu voor advies naar de Raad van State, waardoor het zich in een finale fase bevindt.
Hieronder bespreken we enkele amendementen die het het ontwerp van het Vlaams Woninghuurdecreet goedgekeurd nog hebben gewijzigd:
Zo werd voor de zakelijke zekerheidstelling (bij een financiële instelling op naam van de huurder, het kan gaan om bv. een kapitalisatiebon of een obligatie) als nieuwe vorm van waarborg (art. 38) bepaald dat de rente toekomt aan de huurder.
Voor wat studentenhuur betreft zal een amendering van art. 63 rond de huurwaarborg toelaten dat een verhuurder van een studentenkamer ten vroegste drie maanden voor de ingang van het contract een waarborg kan vragen, in plaats van ten vroegste twee maanden. Dat is bedoeld om de verhuurder wat meer zekerheid te geven. Ook voor wat de beëindiging van de studentenhuurovereenkomst betreft, is er een wijziging. De opzeggingsvergoeding bij een studentenhuurovereenkomst bedraagt twee maanden. In gegronde gevallen kan er ook worden opgezegd vooraleer de studentenhuurovereenkomst aanvang neemt. De opzeggingsvergoeding van twee maanden kan door de aanpassing van art. 65 tot drie maanden voor de inwerkingtreding van de huurovereenkomst geëist worden. De initiële tekst bepaalde dat er geen opzeggingsvergoeding verschuldigd was indien de huurovereenkomst twee maanden voor de inwerkingtreding werd beëindigd, wat de verhuurder in een onzekere situatie bracht.
Voorts werd de definitie van ‘student’ (art. 54) gewijzigd. Er werd nu bepaald dat de bewoner, en niet de huurder een student moet zijn. Op die manier vermijdt men dat de regeling rond studentenverhuur niet van toepassing zou zijn wanneer de ouders de huurovereenkomst in plaats van de student ondertekenen. Een student is voortaan elke persoon ingeschreven bij een instelling die voltijds onderwijs aanbiedt.